Hans de Gek.

In mijn dorpje woonde eens een man,
zijn haar vergrijsd, zijn lenden stram.
Men noemde hem  de oude vrek,
de kinderen riepen "Hans de Gek"!

     En als de zon was opgestaan,
     zag men hem naar het bos toe gaan.
     Met hem zijn ouwe trouwe hond
     die kwispelend hem ter zijde stond.

Hij bleef daar uren op één plek,
wat deed hij daar die oude Gek?
en sprak men hem daarover aan
dan keek hij, zonder te verstaan.

     Stil ben ik hem eens nagegaan,
     en zag hem aan een kruiske staan.
     Hij lei een bosje op de grond
     van bloempjes die hij ergens vond.

Lief kind zo sprak hij zacht,
je hebt me zeker al verwacht.
ik breng je weer wat mooie bloemen ,
het deerd me niet hoe ze me noemen.

     Ik hoorde snikken, zag een traan
     en duidelijk heb ik toen verstaan,
     O Heer U doet me zoveel pijn!
     laat me toch vlug weer bij haar zijn.

Rond 't eind van 't jaar op zekre dag,
viel het mij op dat ik hem niet meer zag.
Met vrees in 't hart trok ik naar 't bos
en vond hem uitgestrekt in 't mos.

     Er lag een dode op de grond,
     op 't plekje waar het kruiske stond.
     Een bloemenstruikje in zijn hand,
     dat heb ik toen op 't graf geplant.

'k ben dikwijls nog naar 't bos gegaan,
en voor twee kruisjes blijven staan.
Dan lei ik bloempjes op die plek,
voor 't lief van Hans, en Hans de Gek



Isabella Brant(:pub00572@pophost.club.innet.be).