JAZZAVOND

V. Baumgart


'Maar áchter al het bestaande dat van het ene heden in het andere valt, en verleden noch toekomst heeft, (...) blijft de melodie onveranderd, jong en sterk, als een meedogenloze getuige.'

J.P. Sartre


Misschien sloten de kleppen niet goed, of was er iets met het riet aan de hand. Of kwam het door zijn gebrekkige embouchure, dat het niet meer lukte om een redelijke toon te produceren? Onderaan de trap riep zijn moeder. Haar overslaande stem plaatste een dissonerend contrapunt boven zijn geagiteerde exercities. Hij haakte de tenorsaxofoon van het halsbandje, legde hem in de grijze koffer en opende de deur van zijn kamer.
'Jahaa, ik kom dadelijk.' Hij wierp de deur dicht, pakte de sax en startte opnieuw met 'Now's the time'. Dankzij de korte onderbreking had hij zijn toon weer beter onder controle. Het begon zelfs al een beetje te lijken op de sound van de zwarte Amerikaanse saxofonisten. Vrijheid voor de zwarte ziel, het omverwerpen van de rassendiscriminatie; dat was wat 'Now's the time' betekende. Tijd om in opstand te komen.
Verbeten knalde hij de overgebonden triolen tegen de muur, terwijl hij de maat met zijn rechtervoet in het tapijt trapte. Opstandig en hard. Er bestonden ook mieterse ouders. Freddy's vader was organist in de kerk, maar Freddy mocht altijd jazz spelen op de vleugel die in de huiskamer stond. En zijn ouders hadden er niks op tegen dat hij soms heel laat uit Amsterdam thuis kwam van een jazzconcert.
Tijdens de laatste vier maten van het thema meende hij zijn moeder weer te horen roepen. Met de saxofoon nog aan zijn hals vastgehaakt opende hij de deur. 'Wat zeg je?,' riep hij terug in het trapgat.
'Ik sta niet voor Piere Snò te roepen. Er is telefoon voor je van Arie.' Ze sloeg harder dan nodig de deur dicht van de zoldertrap.
Hij draaide de nek van de sax en legde het nekloze gedeelte in de koffer. De gebogen nek ging in het vakje in de rechterhoek. Het instrument was eigendom van de harmonie-kapel, zodat hij het droogmaken niet al te serieus hoefde te nemen. Een zilverkleurige tenorsaxofoon van het merk F. Besson stond hem ter beschikking. 'Prix d'Excelence' was onder de naam in de beker gegraveerd. Rond de merknaam waren een aantal cirkelvormige stempels aangebracht, gevuld met wimpels en wapens met kroontjes.
'Een klote ding,' was het ontnuchterende oordeel geweest van Jaap Dijkstra, die zelf klarinet en altsaxofoon speelde in een dixieland orkest. Jaap was eigenaar van een echte Selmer.
'De fijnste sax die er ooit gemaakt is. Alle Amerikanen spelen er op,' zei Jaap, terwijl hij hem even de glimmende gouden sax liet vasthouden. Het was alsof God zelf het mechaniek had geschapen, zo solide en met flinke tegendruk scharnierden de kleppen tegen de toongaten. Zijn Besson in bruikleen was een stuk schroot vergeleken met dit juweel. Iedere klep had zijn eigen mate van weerstand, speling en luidruchtigheid. En met dit materiaal zou hij het geluid van John Coltrane moeten evenaren.
'De jamsessie is afgeblazen; Hans' ouders willen het niet hebben,' zei Arie door de telefoon. 'Karin komt trouwens ook op de vergadering. Hans heeft haar gevraagd als vice-voorzitter. Ik wed dat hij wat met haar van plan is, dus je bent gewaarschuwd.'
Het bloed steeg naar zijn wangen. Hij had gemeend de enige te zijn die Karin het hof probeerde te maken, en hij had zich voorgenomen om op de komende jazzavond flinke indruk te maken met solo's die op die van John Coltrane zouden lijken. Ze hield niet van dixieland, had ze hem eens toevertrouwd.
Tijdens het laatste klassefeest was hij verliefd op haar geworden. Ze stonden op het balkon van klas 5C en de duisternis viel in. Het was warm geweest die dag. Ze had hem doordringend en ernstig aangekeken, terwijl ze het blonde haar, dat bij de kruin donker was, achter haar oor wegstreek. Om haar heen hing de geur van een zware zoete parfum. Tussen duim en wijsvinger hield ze een glas rode wijn aan het voetje vast. Binnen in het klaslokaal schalde de 'Original Dixieland Jass Band' uit de platenspeler van Bert Terborgh.
'Ik vind dixieland van die oppervlakkige muziek. De lyriek van Chet Baker spreekt me meer aan,' zei ze. Ze had een zwoele, enigszins hese manier van spreken. Daarop staarde ze nadenkend naar de wijn, die ze in het glas liet rondwalsen. Toen kwam Koosje naar buiten en vervielen ze samen in onbegrijpelijk gegiegel.
Hij was weer naar binnen gegaan. Bert, een hautaine jongen die pijp rookte, had op zijn verzoek 'My funny Valentine' gedraaid, maar Karin was op het balkon blijven staan. Ze had met niemand gedanst en hij durfde haar niet opnieuw te benaderen.
Dus Karin zou vice-voorzitter worden van de jazzclub. En dat terwijl ze dixieland oppervlakkige muziek vond en Hans, de voorzitter, zelf debiele dixieland speelde in 'The Rivervalleyers'...
Hij legde de hoorn op de haak. Arie was een reuze kerel. Zolang ze vrienden waren kon er niks stuk. Die Karin interesseerde hem geen lor. Keldermann mocht haar versieren, met die loeiende trombone van 'm.

Rond half negen belde hij aan. Hans woonde in een vrijstaand huis in een sjieke buurt. Tegen het tuinhek stonden reeds enkele fietsen geparkeerd. Een grindpad leidde door de langwerpige tuin naar de voordeur. Door een matglazen raampje probeerde hij naar binnen te kijken en zag een schimmige gestalte de deur naderen. Er werd open gedaan door een dame met grijs haar.
'Dag mevrouw, ik ben Ton Berrevoets. Ik kom voor de vergadering van de jazzclub,' stelde hij zich voor.
'Zo, jij bent dus één van Hans' nieuwe vrinden. Loop maar door naar boven, je hoort wel aan de muziek waar het is.' Ze liet een zenuwachtig lachje horen. Daarna liep ze voor hem uit door de gang en ging een deur binnen.
Hij bevestigde zijn jas aan een haakje van de kapstok, en beklom de trap. Er hingen reprodukties van oude Hollandse meesters en een gravure van een stoomschip. Op de overloop van de eerste etage klonken stemmen. De trompet van Louis Armstrong speelde 'Mack the Knife'. Op goed geluk opende hij een deur, die toegang bleek te geven tot een andere trap. De muziek en de stemmen werden luider.
In de kamer van Hans hing een waas van rook. Een schemerlamp verspreidde een gelig licht en vormde verder de enige verlichting. De muren waren met een groen ouderwets bloemmotief behangen. Er hingen afbeeldingen van Duke Ellington, Count Basie en enige andere muzikanten die hij niet kende. In een hoek stond een bed dat overtrokken was met een rode sprei en tegen de muur aan de overzijde stond een zwaar houten bureau.De meeste lui zaten op de grond. Alleen Bert Terborgh had plaatsgenomen in een leren fauteuil die vrijwel in het midden van de kamer stond. Hij bestudeerde aandachtig een platenhoes, waarbij zijn pijp regelmatig van mondhoek verhuisde. Tegen de radiator onder het raam, aan de overzijde van de kamer, zat Karin Nieland, aan beide zijden geflankeerd door Freddy Bartelink en Hans Keldermann. Ze waren in een druk gesprek verwikkeld, dat ze nauwelijks onderbroken toen hij binnenkwam. Kees Turfsteker hurkte tegen de muur tegenover hen. Kees was pas kort op de Populier, maar had zich vanaf zijn eerste dag vol overgave op de jazz gestort. Zijn oom had hem een oude klarinet geschonken, en onlangs was hij zelfs penningmeester geworden van de jazzclub. Kees was een fidele kerel, die zijn gevoel voor humor niet onder stoelen of banken stak. Temidden van het groepje lag op het bruine tapijt een dienblad met daarop een koffiepot, kopjes en een koektrommel.
'Hallo beste kerel,' riep Kees over de klarinetsolo van Edmond Hall, 'hoe staat het met het leven van één onzer aanstormende improvisatie-talenten?'
Nu niet proberen te lollig te zijn, bedacht hij zich. Hij zou zich het onderkoelde imago van Chet Baker aanmeten. Losjes stak hij zijn hand omhoog. 'Mieters hok, Hans,' zei hij lijzig-zacht, zodat het werd gesmoord in de muziek en de stemmen. Plotseling voelde hij een hand op zijn schouder. Arie was hem achterop gekomen en produceerde tussen zijn lippen een hoog geknepen geluid dat hij langzaam lager liet worden. Er ontwikkelde zich al een klein litteken op zijn bovenlip, net als bij Miles Davis.
'Gegroet samen,' baste Arie. Het groepje in de kamer joelde terug. 'Verdomd jammer van die jamsession. Die ouwelui van je zijn niet mals. Ik heb medelijden met je, m'n beste kerel. Verdomd vervelend om tussen cultuur-barbaren te moeten leven.'
Bert Terborgh keek op van zijn platenhoes en sprak gedragen: 'Ze maken wetten, schrijven populistische romans, trouwen en begaan de onbegrijpelijke dwaasheid kinderen voort te brengen.' Er viel een korte stilte. Satchmo scatte schor en waarschijnlijk met wit rollende ogen.
'I don't give a damn thing,' riep Freddy. 'Heb je overigens ook nog wat moderners in huis dan deze potpourie van jolige klanken?' Freddy keek schuins naar Hans, maar deze was opgestaan om de nieuwkomers in te schenken.
Hij besloot naast Kees Turfsteker plaats te nemen en kwam zodoende oog in oog met Karin. Ze stak haar hand omhoog en glimlachte. Om haar wasbleke vingers droeg ze een aantal kleine zilveren en gouden ringen.
'Lukt 't al een beetje met 'Birdwatch'?,' vroeg Freddy, een Gauloises zonder filter opstekend.
Hij voelde het bloed naar zijn wangen stijgen. Zijn nog nauwelijks gevestigde reputatie als jazzmuzikant was onlangs in de gevarenzone beland. 'Birdwatch' bevatte een loopje dat begon met de lage -B-. Met de combo hadden ze het nummer al enkele malen doorgenomen, maar de repetities werden steeds vergald door zijn problemen met de aanzet van deze -B-, waarbij vrijwel alle kleppen van de saxofoon dicht gedrukt moesten worden. Freddy had het loopje moeiteloos voorgespeeld. Zijn verontschuldiging dat op een saxofoon sommige tonen nu eenmaal moeilijker zijn dan andere, had niet erg overtuigend geklonken.
Technische problemen leken voor Freddy niet te bestaan. Hij had op zesjarige leeftijd zijn eerste pianoles gekregen van zijn vader, en speelde even geroutineerd delen uit 'Das Wohltemperierte Klavier', als de nieuwste bop-stukken. Bud Powell was zijn grote voorbeeld. Op sessies in het Amsterdamse Sheherazade had Freddy al enkele malen met beroepsmusici gespeeld. Het scheen zelfs dat hij een keer Don Byas had begeleid in 'Body and Soul', wat hij op het moment zelf helemaal niet door had. Een oude neger met een tenorsax had gevraagd of hij het stuk kende, en Freddy had het zonder problemen meegespeeld.
Hans klingelde met een theelepeltje tegen zijn kopje. 'Aangezien alle leden en belangstellenden van de jazzclub ter plekke zijn gearriveerd, stel ik de geachte aanwezigen voor de vergadering te openen,' zei hij met een hete aardappel in de keel. Nadat hij dit gezegd had, ging hij weer op zijn plek naast Karin zitten. De pijp van Bert Terborgh begon een dichte, naar caramel geurende mist te verspreiden, die samen met de rook van Freddy's sigaret de contouren van het drietal liet uitvloeien in soft-focus. Bert schakelde de grammofoon uit.
Men besprak het draaiboek van de komende jazzavond. Besloten werd om 'The Rivervalleyers' als eerste op het programma te plaatsen, gevolgd door de combo van Freddy. Het naburige St. Jozef College zou vertegenwoordigd worden door de trio van Rob Boekman met enkele boogie woogie's. Het liet zich aanzien dat de avond hiermee wat vroeg zou eindigen, en Freddy bood aan nog enkele stukken in trio-combinatie ten gehore te brengen.
Kees Turfsteker doorstond enige moeilijke ogenblikken, toen hem naar de 25 pop werd gevraagd die de rector hem had overhandigd als donatie voor de clubkas, welke op dat moment nog slechts uit een blanco schoolschrift had bestaan. De anders zo onbevangen Kees werd hoogrood en moest schoorvoetend toegeven het geld als een tijdelijke lening te hebben beschouwd, waarvoor hij een basiscollectie jazzplaten had aangeschaft. Zijn verdediging dat het bedrag in ieder geval goed was besteed, werd uiteindelijk aanvaard. Overeengekomen werd dat hij in maandelijkse termijnen van vijf gulden zijn schuld zou aflossen.
Karin stond op om het toilet te bezoeken. Toen ze terug kwam ging ze aan de andere kant naast Freddy zitten. Ze giechelde om enige opmerkingen die hij haar in het oor fluisterde. Bert observeerde hen nieuwsgierig, nam de pijp uit zijn mond en declameerde: 'Elk van beiden ontleent voorlopig de zin van zijn leven aan het leven van de ander. Als ze eenmaal met elkaar naar bed zijn geweest, zullen ze iets anders moeten vinden om de verpletterende absurditeit van hun bestaan te verdoezelen.'
'Hou nou eens op Bert,' zei Freddy korzelig. 'Die Sartre is een toffe vogel, maar ik lees het zelf nog wel eens.'
Toen ze rond de klok van half twaalf opbraken had Karin teveel wijn gedronken om nog naar huis te kunnen fietsen. Freddy stelde zijn bagagedrager beschikbaar. Na enige mislukte pogingen slaagde hij er in om met Karin achterop, en haar fiets aan zijn hand, vaart te maken. De gilletjes van Karin weerkaatsten tussen de huizen, en slonken langzaam weg in de vochtige avondlucht.

Het gordijn schuift open. Vanaf de voorkant van het podium en van opzij straalt helder wit licht. Slechts het publiek op de eerste rijen is zichtbaar, daarachter ontvouwt zich een platte zwarte duisternis. Karin zit in het midden van de eerste rij. Ze draagt een witte jurk en om haar hals een gouden ketting. Een witte bloem steekt in het blonde haar, dat ze in een wrong heeft opgestoken. Naast haar zitten de heer Van der Molen en juffrouw Stoute. In de duistere zaal is het rumoerig. Ergens klinkt gefluit op vingers.
Hij trekt het bandje strakker waarmee de tenorsax aan zijn nek hangt. Achter hem schuift Robert Schilder aan het drumstel tot alles op de goede plaats staat. Freddy zit rustig te wachten achter de zwarte vleugel. Arie doet vingeroefeningen op de ventielen van zijn trompet en blaast er ruisend doorheen om hem op te warmen. Hijzelf beproeft zijn sax door zachtjes vanaf de -C- naar beneden te spelen. Het riet biedt weinig weerstand. Hij twijfelt of hij het zal vervangen. Dan merkt hij dat Freddy aan het aftellen is. Juist op tijd zet hij de sax aan zijn mond, en speelt in unisono met Arie de opmaat van 'Birdwatch'. De lage -B- ketst.


Het Populierenblad, januari 1961.

Jazzavond

door Bert Terborgh

Op vrijdag 21 oktober vond er voor het eerst in dit schooljaar een jazzavond plaats. Dit keer in de aula. Voorzitter Hans Keldermann opende de avond met enkele woorden tot het verheugend talrijke auditorium. Hij verklaarde ondermeer, dat Karin Nieland van nu af aan de vice-voorzitster van de jazzclub zou zijn. Ook onze rector gaf van zijn enthousiasme blijk en even later op de avond verschenen zelfs juffrouw Stoute en de heer van der Molen.
De eerste musici, die hun talenten ten toon spreidden, waren 'The Rivervalleyers', die de dixieland afdeling voor hun rekening namen. Ze openden met hun herkenningsmelodie 'Memphis Blues'. Daarna volgden 'Everybody loves my Baby' en het wat minder snelle 'Jada'. In 'Muskrat Ramble' vielen vooral de soli van cornettist Bert de Lange, die trouwens een zeer muzikale lead blaast, en trombonist Hans Keldermann, op. Vooral de solo van deze laatste was verrassend goed. Klarinettist Kees Turfsteker was wat eenzijdig, doch dit zal wel snel verdwenen zijn, men moet n.l. bedenken dat hij pas enkele maanden klarinet speelt. Toch kunnen we in de toekomst veel van hem verwachten. In 'Lazy River' blies hij een fraaie, sterk op Edmond Hall geïnspireerde solo. Als laatste nummer werd 'China boy' ten gehore gebracht, terwijl 'Memphis blues' het geheel afrondde.
De tweede combinatie die voor het voetlicht trad, was de small combo van Freddy Bartelink. Het eerste nummer was getiteld 'Birdwatch', waarin drummer Robert Schilder wel erg veel (onnodig) lawaai maakte. In het daaropvolgende 'St Thomas' kwam een bijzonder goede trompetsolo voor van Arie Snoep. Een muzikale en van grote vindingrijkheid getuigende pianosolo van leider Freddy Bartelink trok toch wel de meeste aandacht. Jammer was echter, dat saxofonist Ton Berrevoets een beetje uit de toon viel door de hinderlijke piepgeluidjes, die maar niet uit zijn sax wilden verdwijnen. Hij vormde toch wel de zwakste schakel van het geheel, gezien zijn nogal krampachtige en weinig zuivere spel dat muzikale kwaliteit miste. Hun laatste nummer was het snelle 'Four' met scherp knallende drumbreaks. Ook hier, evenals in 'Birdwatch', scheen het lawaai boven de muziek te moeten gaan.
De derde attractie van deze avond vormde het trio van Rob Boekman. Deze gaf, met zijn broer Paul op de drums en Piet van Strien, bas, een zevental boogie-woogie's op de piano ten beste. Dit viel, naar de reacties te oordelen, zeer in de smaak van het publiek. Luide toegejuigd beëindigden ze hun optreden.
Als slot trad Freddy Bartelink nogmaals op. Nu eerst alleen met zijn trio. Hierbij werden dus de blaasinstrumenten voor enige tijd met rust gelaten. Dit klonk aanmerkelijk beter. Hierbij kwamen Bartelink's fantasierijke improvisaties veel duidelijker naar voren. Met 'How high the moon' en 'Hams blues' naderde men het einde van de avond, die door het voltallige quintet met 'Now's the time' werd besloten.
Als geheel mogen we deze avond een succes noemen. Tóch zouden wij het bestuur van de Jazzclub aanraden de avonden niet té lang te maken teneinde 'het-als-een-nachtkaars-uitgaan' te voorkomen. Reeds om 9.15 uur moesten de eersteklassers verdwijnen en naarmate de tijd verstreek slonk het aantal bezoekers gestaag. Een voordeel hiervan was wel, dat het steeds rustiger in de zaal werd. Want heus, Populieren, als jullie werkelijke jazzliefhebbers zijn of wilt worden, praat dan alsjeblieft niet zoveel. Jullie missen zoveel van de muziek en het is voor de musici zelf ook vervelend om voor een rumoerige zaal te spelen. Als jullie nu werkelijk alleen gekomen zijn om de laatste nieuwtjes uit te wisselen, blijf dan liever thuis en praat daar zoveel je wilt. Dan hebben zowel diegenen die wérkelijk naar de muziek willen luisteren, als wel de musici zelf, geen last van jullie.

Wij willen besluiten met het bestuur van de jazzclub, met Hans Keldermann aan het hoofd, dank te zeggen voor deze avond. Wij wensen jullie veel succes toe in de toekomst en hopen dat er nog veel van deze avonden zullen volgen.