De vaas

ik zet een stap, van hier tot daar
en elke stap, een dag, een jaar
ik reik mijn lege handen
ze verdwalen in verre landen
ik praat en ik hoor niet wat ik zeg
mijn stem, mijn woorden gaan hun eigen weg
ik voel, en ik weet niet wat ik moet
er is een ander die dat voor mij doet

wie is het die mij altijd ziet
hij zegd zijn naam, zijn reden niet
ik zie geen grens, geen oever, geen strand
alleen maar vernederende spiegels aan de wand

en ik verberg mij met mijn angst en met mijn schaamte
mijn vlees vlucht voor mijn krakend bleek geraamte

ik ben een boom, een steen, een willoos ding
ik huil, ik lach, ik roep en ik zing
 
 

Vogels

ik ben iemand
en ook niemand

jij bent daar
ik weet niet waar

ik ga mijn wegen
ik kom niemand tegen

ik ben lucht
wind en vlucht
een vogel
een jagerskogel

een punt in hexa-decimaal
een flits, een laserstraal

ik slaap, ik droom
een oude boom
een kronkelende beek
ik steek, ik steek
mijn dolk
een wervelkolk

wolk, damp en ijl
schichtig als een pijl

ik weef mij spinnig
diep en innig

vlammenvuur
op dode muur

ginder, daar
maar waar

weg
weg
weg
ik vaar
 
 

De wandeling

stil naast een
een lange tocht
nergens heen
een ronde bocht

met gedachten
zwaar
en wachten
daar

te lang
en bang
moe gezwegen
niets gekregen

vroeger, toen het begon
het leek of alles kon
er was vreugde
er was kracht
er was rust
in de nacht

voorbij, gedaan
alleen, gegaan

alles is klein
niet de pijn

een pril geluk
alles stuk

de herinnering
een gouden ring

dag leven
vergeven

wij
voorbij
in mij
 
 

Lied voor moeders.

ik heb een kind in mij

een vader, een moeder
een broer, een zuster
een vriend, een vrouw
een man, een dier

in mij

een zee, een drupje dauw
een stad, een dorp
een boom, een blad
een wereld vol

in mij

en toch
ben ik leeg
ben ik nergens
helemaal alleen

ik ben een kind in U
uw ongeboren zelf



Dens Felix, 08 Juli 1997(Dens.f@belgium.online.be)