TVS SOBRE SEVILLA
EEN KAMER IN SEVILLA
(por Fons Marien)

Castellano · English

"(...) Cesar Castillo suffered in the terrible heat of a summer's night and poured himself another drink. He was in a room in the Hotel Splendour on 125th Street and Lenox Avenue. (...) In fact, it could have been the very room in which he had once bedded down a luscious and long-legged party girl by the name of Vanna Vane, Miss Mambo for the month of June 1954. (...) He used to live for that moment when he could strip a woman down on a bed : Miss Vanna Vane of Brooklyn, New York, had a mole just below the nipple of her right breast, and boom, his big thing used to stick out just like that, just by touching a woman's breast or standing close to her and sensing the heat between her legs."

(Oscar Hijuelos, "The Mambo Kings Play Songs of Love")

Liefhebben is als wonen. Sommigen bouwen een huis, of kopen er een, zwoegen maandenlang om het op te knappen, onderhouden het, herstellen wat stuk gaat, blijven er hun hele leven in wonen. Anderen huren een huis, laten het misschien wat verkommeren, of op de lange duur zelfs verkrotten. Nog anderen verhuizen voortdurend, van het ene naar het andere appartement. Ze besteden mogelijk veel aandacht aan de inrichting, maar na een tijd hebben ze behoefte aan een nieuwe woning om zich weer in thuis te voelen. En soms verblijf je in een kamer. Die zijn er in allerlei soorten : van de ongezellige, goedkope kamertjes voor een nacht tot de chique, ruime hotelkamers, met een kraaknette badkamer, een zacht en warm bed, een TV en radio en minibar, een schrijftafel met mooi briefpapier. In beide verblijf je slechts tijdelijk, vrijblijvend. Maar sommige kamers - hoe kort je er ook verbleef - vergeet je nooit.

Frank was terug in de stad. Sevilla was als een vrouw die hij ooit ontmoet had, en die hij nu teruggevonden had. Een vrouw die hij soms vruchteloos had proberen te vergeten. Maar sinds zijn verblijf zowat een jaar geleden bleven de herinneringen aan haar zich opdringen. Als hij 's avonds luisterde naar de muziek van Isaac Albéniz, zoals John Williams die op gitaar tot leven bracht - de muziek die hem ooit verleid had voor het eerst naar Andalusië te reizen - dan zag hij alles weer voor zich : de doolhof van steegjes van de Barrio Santa Cruz waar hij in rondgedwaald had, de tuinen van het Alcázar waar hij genoten had van de exotische bloemen en planten, het Parque de Maria Luisa waar hij uren in de koele schaduw van een palmboom had zitten lezen om de middaghitte te ontvluchten, het terras langs de Guadalquivir, waar hij zich in de vooravond verloor in de drukte van de paseo van Sevillanos, de bars waar hij als aperitief een fino dronk en tapas at, de bars in de buurt van de plaza de toros, betegeld met azulejos, met de vergeelde foto's van vergeten corrida's ingelijst aan de muur, de bars waar de kelner de prijs van de consumptie met krijt op de houten toog schreef, de plaza del Salvador waar hij 's avonds een verfrissende vino tinto de verano dronk en, buiten rechtstaand tussen de talrijke cafégangers, genoot van de koelte en keek naar de sterrenhemel en naar de door duiven bescheten gevel van de kerk, de verlaten winkelstraat calle Sierpes waar hij daarna op weg naar z'n kamer doorheen liep, terwijl werklieden de straat met waterslangen weer schoon spoten, het ontbijt in Las Columnas met het glas vers geperst sinaasappelsap, de koffie met tostada. Hij hoorde opnieuw de verkopers van ONCE-lootjes op de hoek van de straat 'Para hoy' roepen, hij zag dan de gezichten voor zich van Carlos en Isabel, de leraars van de talenschool, van de grappige ex-Oostduitser Rudi met het lange blonde haar in een staartje, de 'gekke' Japanner met de niet-uit-te-spreken naam, de wat oudere Brit Edward, die allen in zijn klas zaten, en zeker van Luis en Andres, de twee studenten bij wie hij ingewoond had. En dan was er de gedachte aan Encarna.

Nu, in zijn hotelkamer op de laatste avond van zijn vierdaagse verblijf in de stad, stond hem alles helderder voor de geest dan ooit tevoren. Die eerste reis naar Sevilla : de chartervlucht naar Málaga, de urenlange treinrit in een coupé met twee Australische meisjes die maandenlang in Europa rondreisden, zijn aankomst in het estación de Cádiz (nu vervangen door een nieuw voor de 'Expo' gebouwd station), de taxirit door de binnenstad naar hotel residencia Sevilla, in een oud pand aan een pleintje, met een prachtige Andalusische patio, de enge lift naar de vierde verdieping, het kamertje voor één nacht dat jammer genoeg niet uitkeek op het plein, het bed en de kleerkast uit een vervlogen tijd, de douchecel in de hoek van de kamer waar hij uitgebreid de vermoeidheid van zich had afgespoeld. Die eerste avond was hij, het stadsplan bij de hand, op stap gegaan naar het hart van de stad, op zoek naar een goedkoop restaurantje. Wandelend langs de avondverlichte kathedraal en Giralda-toren had het hem geleken alsof hij in een plaatje uit een toeristische folder gestapt was. 's Anderendaags was zijn eerste bezoek aan de school gevolgd, met de talentest die hem in 'nivel media' onderbracht, en dan had hij het adres voor zijn hele verblijf gekregen : een appartementje in de calle Escoberos in de volkse Macarena-buurt. Frank zag zich er nog aanbellen, zijn bagage achter zich slepen langs de koude stenen trap, drie verdiepingen hoog, aankloppen bij 3F, de donkere Luis die de deur opendeed en hem zijn kamer toonde, het misverstand dat zich ontspon over de prijs van de kamer (met zijn basiskennis van het Spaans kon hij toch niet op tegen de radde tong van Luis). Frank voelde opnieuw de ontgoocheling die hem overviel toen hij dat kamertje betrad : aan de achterkant gelegen, met een klein venster dat uitgaf op een binnenkoker, het piepende, doorzakkende bed onder het venster, de vaalgroene plastic gordijntjes, de kale muren met die ene affiche van de 'feria de abril', de plank op schragen als bureau, met de achtergebleven prulletjes van de vorige student, het lege rek voor zijn spullen en kleren. Was dit zijn kamer in Sevilla, had hij zich afgevraagd, zou hij hier een maand moeten wonen? Maar die kamer zou hij nooit vergeten.

Zeker nu niet, in de ruime kamer in het driesterrenhotel América, terwijl hij aan een volgende Fundador-cognac uit de minibar toe was en in spanning wachtte op het meisje. Na zijn aankomst per chartervlucht op de luchthaven van Sevilla en overbrenging naar het hotel door de bus van de touroperator, was hij eerst naar de Wereldtentoonstelling gegaan, zoals hij zich voorgenomen had. Frank zou niet meer naar de plekken van vroeger terugkeren, niet meer naar Luis en Andres, niet meer naar zijn kamer. Hij was hier als toerist, hij wou kennis maken met 'het tijdperk der ontdekkingen', met de technologische snufjes in het 'paviljoen van de toekomst'. Maar op de tweede dag al bleek dat de 'Expo' hem niet kon boeien. Hij liep doelloos en verloren rond in de menigte op het Expo-terrein, hij bezocht paviljoen na paviljoen, en wat hij zag drong niet tot hem door. Hij baalde van die meute toeristen die met touring-cars van de costa naar hier werden gevoerd voor één dagje 'EXPO '92', alsof het een groot pretpark was, hij had genoeg van de vele bezoekers die met hun Duitse, Nederlandse, Engelse accenten zijn Sevilla onteerden. Frank kon niet langer zichzelf bedriegen : er was maar één reden voor zijn terugkeer en die heette Encarna. Hij haastte zich terug naar hotel América, en aan de balie, waar ze vroeger receptioniste was (waarom had hij anders dit dure hotel van de touroperator gekozen?), vroeg hij of ze geen adres van haar hadden. Zijn verhaal klonk ongeloofwaardig, hij werd afgescheept met de mededeling dat señorita Encarna al bijna een jaar vertrokken was. Dan ging hij maar naar de bejaarde hospita in de calle Levies, een smalle straat die hij pas na een half uur rondjes draaien in de binnenstad terugvond. Hij belde aan bij de poort van het eeuwenoude burgershuis, de poort waarachter de bebloemde patio lag waarop Encarnas kamer met de antieke meubelen uitgaf. Aan de andere kant van de zware deur begon de hond agressief te blaffen en pas na ongeduldig wachten hoorde hij het sloffen van doña Teresa. Zij hield het luik van de poort slechts op een kier open en keek hem wantrouwend aan. Hij had Encarna hier maar een paar keer bezocht en doña Teresa herkende hem dan ook niet. Na enig aandringen zei ze kortaf dat Encarna hier al maandenlang weggegaan was en dat ze geen adres had nagelaten. Voor Frank meer uitleg kon vragen, had de vrouw de poort weer schichtig gesloten. Hij begreep nu waarom zijn brieven onbeantwoord waren gebleven, maar verder stond hij niet. Op de ochtend van zijn derde dag in de stad belde hij onaangekondigd aan in de calle Escoberos. Al was het al zowat half elf, toch had hij Andres uit zijn bed gebeld, en met stomverbaasde, half-slaperige ogen liet die hem binnen. Er viel over zo veel te praten : over Andres die nog altijd op zoek was naar werk, maar nu wel een liefje had, over de 'blues' die hij op zijn elektrische gitaar speelde, over Luis die nog altijd met even weinig enthousiasme naar de colleges ging, over het appartement dat ze intussen opgeknapt hadden, over de marihuanaplant op het balkon die verdroogd was, over de stad die niet meer dezelfde was nu ze meer dan ooit overspoeld werd door toeristen, en over Encarna. Andres wist niets te vertellen : hij had haar uit het oog verloren sinds Frank vorig jaar na zijn kursusmaand naar huis teruggekeerd was. Veel contact hadden ze samen nooit gehad, Franks verhalen over zijn Sevillaanse ontdekking na twee weken verblijf hadden wel tot hun verbeelding gesproken, en zo hadden zijn twee studenten haar die ene avond, kort voor zijn terugkeer, uitgenodigd voor een dinertje. Frank herinnerde zich nog hoe fier hij geweest was toen hij Encarna aan hen had voorgesteld, zag Luis weer in de keuken staan om de gazpacho en de gambas a la plancha te bereiden, hoe Andres zijn uiterste best deed om het Encarna naar haar zin te maken. Frank beloofde Andres, die nu dringend op stap moest, te zullen terugkeren voor hij weer naar huis vertrok. De rest van de dag dwaalde hij koortsachtig rond in de stad, in de hoop haar per toeval te treffen. Overal zag hij haar, maar nergens was ze : niet in hun favoriete bar Giralda waar ze ooit een hele middag samen hadden zitten praten, noch in het koele café Sevilla, waar de trieste jazzmuziek nu hun verhaal leek te vertellen, noch op het terras van de paseo langs de rivier, waar hij haar laat op een avond voor het eerst in zijn armen had genomen, niet in de tuinen van Murillo waar ze 's avonds dicht tegen elkaar aangedrukt hadden gezeten, eindeloos tongzoenend, zoals de koppeltjes die hij er nu aantrof, niet in de calle Sierpes waar een eenzame flamencogitarist nog wat hoopte te verdienen van de schaarse toeristen die hier na het sluitingsuur van de winkels doorliepen.

Frank dronk de laatste cognac uit de minibar, om het gespannen wachten op het meisje te verdringen. Het meisje dat hij een uurtje geleden gebeld had, en dat op komst was naar zijn hotelkamer. Bij zijn terugkomst die avond, na een radeloze zoektocht, had hij in de bar van het hotel gebladerd in de plaatselijke editie van 'ABC', een krant die hij vroeger nooit las. En zo was zijn oog gevallen op de advertenties onder de rubriek 'masajistas'. Een tiental waren er. Voor hij besefte wat hij aan het doen was, had hij de krant meegenomen naar zijn kamer en een nummer gedraaid : "Chicas VIPs, para señores de alto standing. Muy bonitas. Hotel y domicilio. Llámanos, 4228172". Vol ongeloof keek Frank toen het meisje hem aan de receptie stond op te wachten, nadat hij opgebeld was. Halfdronken trok hij zich niets aan van de wantrouwige blik van de receptionist en nam haar mee naar zijn kamer op de derde verdieping. In de lift zegden ze niets, in de kamer stelde het meisje zich voor als Marcia. Zonder haar echt aan te staren monsterde hij haar even, en al zijn twijfels over zijn onbezonnen daad zonken uit hem weg. Met haar slank figuur, het halflange bruine haar, de moderne oorringen, het kleurrijke mantelpak met het korte rokje en de fel-blauwe blouse, de donkere ogen die hem zelfbewust aankeken, leek ze zo weggestapt uit de laatste film van Almodóvar. Hij liet haar plaats nemen op het bed en bood haar een drankje aan uit de bar. Marcia probeerde een gesprek op gang te brengen : of hij de stad bezocht had en de "Expo" ? Frank antwoordde kort en er volgde een stilte. Op de achtergrond weerklonk muziek uit de radio, Frank meende plots iets te herkennen, zette het toestel luider, en hoorde de stem van een operazangeres. En weer was hij op die avond een jaar geleden in het gloednieuwe Teatro de la Maestranza, genietend van het recital van Pilar Lorengar die liederen van Granados en Turina zong. Frank begon te vertellen, over het concert van de hem onbekende zangeres, het concert dat hij samen met Encarna had bijgewoond, over het euforische gevoel over zoveel schoonheid, hoe ze beiden na afloop, hand in hand, naar een bank langs de rivier liepen. Op Marcia's vraag vertelde hij hoe hij Encarna ontmoet had : in de bus op weg naar het strand van Matalascañas, voor een eendagsuitstapje, had ze naast hem gezeten. Toen hij vruchteloos probeerde te lezen in "The Mambo Kings Play Songs of Love" terwijl zij "El amor en los tiempos del cólera" op haar schoot hield, had ze hem gevraagd naar dat boek van een auteur die ze niet kende. Zo waren ze in gesprek geraakt over boeken - Márquez was één van haar lievelingsauteurs en Frank had "Liefde in tijden van cholera" natuurlijk ook gelezen - en samen waren ze naar het strand gegaan. Encarna had hem verteld over haar job als hotelbediende, over haar droom later een eigen hotelletje te beginnen (later, als ze geld zou hebben), en Frank was meteen in de ban van dit meisje, met haar lange, zwarte haren, haar lachende ogen, en 's avonds in Sevilla waren ze samen een hapje gaan eten, in Bodegon Torre del Oro, en blijven praten, en dan had hij afscheid van haar genomen, niet zonder een afspraak te maken voor een volgende ontmoeting, en hoe het dan verder gegaan was, de uren die hij met haar had doorgebracht, hun wandelingen in de stad, in buurten en bars die hij nooit op z'n eentje ontdekt zou hebben ("La Carbonería", "Café Lamentable" in de uitgangsbuurt rond plaza Alfalfa), en dan die laatste avond op zijn kamer bij Luis en Andres, toen zij al de stad in waren voor een glaasje, en hij met Encarna alleen achter was gebleven, hoe zij in zijn kamer de liefde hadden bedreven, en hoe hij beloofd had te zullen terugkeren om voorgoed bij haar te zijn, en daarna het rusteloze wachten thuis in zijn appartementje, die eerste brief van haar, de beklemmende koude die hem overviel toen hij las hoe ze afscheid van hem nam, dat het allemaal geen zin had, dat hij haar maar beter vergeten kon, zijn wanhopige telefoontje naar het hotel, waar hij haar aan de lijn kreeg, haar trillende stem die bleef herhalen dat ze het niet kon uitleggen, zijn vruchteloze pogingen nadien om haar toch te bereiken, de onbeantwoorde brieven, en uiteindelijk de onmogelijkheid om alles te vergeten : zijn kamer in Sevilla, zijn vrouw in Sevilla.

Het radioprogramma met laatavondmuziek vulde de kamer met de zoete stem van Billie Holiday : "... he's not much on looks, he's no hero out of books, but I love him...". Frank nam Marcia in de armen, zoende haar met fluwelen lippen. Zij liet zich gewillig ontdoen van haar blouse en rok, van haar rode, kanten beha en slipje, tot ze enkel nog het halskettingetje met het kruisje op de boezem droeg. "All my life is just despair, but I don't care. When he takes me in his arms, the world is bright, all right..." Marcia trok een voor een zijn kleren uit en hun lichamen verstrengelden zich met een vanzelfsprekende passie die hem niet verbaasde.

Frank lag nog op het bed, toen Marcia uit de badkamer kwam waar ze zich verfrist had. Na de liefde hadden ze elkaar niets meer te zeggen, er zouden enkel nog rituelen volgen : het aankleden, het betalen, het afscheid nemen. Marcia diepte uit haar tas een klein fotoboek op, dat hij doorbladerde terwijl zij haar kleren aantrok. Ongeïnteresseerd keek hij naar een tiental pseudo-artistieke zwart-wit foto's van meisjes van het escort-bureau. Marcia knoopte haar blouse langzaam dicht. Franks blik bevroor. Hij vroeg haar wie het meisje op deze foto was. Marcia keek vluchtig en antwoordde dat ze Sandra heette. Ze schikte haar mantelpakje. Hij vroeg hoelang Sandra bij het bureau was. "Mas o menos un año. Ella te gusta?", vroeg Marcia terwijl ze in de spiegel keek en een kam door het haar haalde. "Si, me gusta", hoorde Frank zichzelf zeggen met een stem die hem vreemd was. Hij bleef naar de foto staren, naar de ogen die hem aankeken.