Gedichten Klaas van der Veen

kwatrijn
een stoel
op het balkon
alleen
staande


een oerwoud van scheve torens
wachten op het aanrecht


kalverliefde
gaat van bloem tot bloem
op ontdekking
in een tuin ver weg van thuis
de deur
een houten plank
met twee krukken
een draaikont
die steeds valt
herfst

de regens komen
eerst
verkwikt de dorre aarde

bladeren verkleuren
bomen
uitgekleed tot op het bot

de wind verspreidt
de regens
komen over het barre land

paddestoelen schieten uit
de grond
toont haar innerlijke schoonheid

de regens komen
later
omgevormd tot witte kristallen
de speler

Niemand die de speler kende,
die elke avond
volle zalen trok.

Mensen kregen vorm
met valse baarden, snorren, pruiken
en gehuld in vodden, kostuum of vijgeblad.

Niemand die de speler kende,
als hij rondtrok
door de stad.

Mensen werden bestudeerd
en hun houding en karakter
opgeslagen in zijn hoofd.

Niemand die de speler kende,
toen hij stierf
zoals hij was.
een zinloos ritueel
De kleine open plek ligt
trillend onder de felle zon
afgeschermd van de wereld

Lui soezend in het gras
branden onze lichamen
in een koele bries

Een zinderende middag
eindigt
in een zinloos ritueel
Appeltaart mei slachrjemme         Appelgebak met slagroom

In pûsterige westenwyn             Vlagen westenwind
blaast fine drippen                blazen kleine druppels
oer it strân.                      over het strand.

Yn 'e wyn op                       Tegen de wind in
lûkt de kjeld stadich              trekt de kou langzaam
troch de klean.                    door de kleren.

De wyn bilet om it paviljoen       De wind huilt om het paviljoen
dêr't de waarme sûkelarje          waar de warme chocola
en appeltaart mei slachrjemme      en appelgebak met slagroom
kleur bringt op 'e wangen.         kleur brengt op de wangen.

Thús noch efkes skimerje           Thuis nog even schemeren
mei kofje en bearenburg            met koffie en cognac
en in spultsje op 'e tafel.        en een spelletje op tafel.
               
De wyn bilet om it hûs             De wind giert om het huis
dêr't de keamer rûkt nei           waar de kamer ruikt naar
kowefleis, sipels,                 rundvlees, uien,
prei en knyflok.                   prei en knoflook.

Roazich stjoareagje                Rozig staren
twa pear eagen                     twee paar ogen
oer de flamjende kears.            over de vlammende kaars.
haiku
De oostenwind blaast
met kille adem leven
in de ijsbloemen.


Klaas van der Veen (keije@worldonline.nl)