Westland Toertocht

Clubhuis KV Natsec Vlaardingen

45 km plm 4 uur

1 februari 1996

alleen

Nooit geweten dat er in Vlaardingen een "kanovereniging Natsec" bestaat. Het blijkt dat je van daaruit goed op één der mooiste stukjes be-ijsde Vlaardingse Vaart kunt komen. Schaatsen op de Vlaardingse Vaart! Een jongensdroom die nooit verwezenlijkt werd. Een levensdoel! Niet voor niets is er hier een startplaats van de Westlandtocht . Een route, die over het warme tuindersafvalwater waarschijnlijk maar zelden uitgezet wordt.

Een T en een ster, elk van 15 km, zijn aaneengesloten te rijden. Dat levert tochten van 15, 30, 45 en 60 km op.

Ik ga voor de 60, maar de Vlaardingse kilometers blijken nogal lang te zijn. Over de T, via Maasland naar Schipluiden, doe ik een uur. Ondanks de matige ijskwaliteit en de draaiwind, is dat veel voor 15 km, zelfs voor mijn doen.

Ik ben weer terug in het gebied van mijn jeugd. Ploeteren was het toen, met dikke sokken in te grote hockeyschaatsen. Blaren op de voeten. Trots op alleen maar een kort rondje Beatrixparkvijvers, bevolkt door de aantrekkelijkste meisjes. Op jacht naar hun aandacht. Bij het schaatsen noch bij die jacht kon ik overigens bogen op indrukwekkende resultaten.

Je komt hier plekjes tegen die er vanuit schaatsperspektief heel anders uitzien dan in je herinneringen vanaf de Kethelse wal. Die eerste keer roeien bijvoorbeeld, bij dat café aan het water, daar waar het Tweede Veen doodliep en de Boonervliet begon. De uitspanning blijkt nog te bestaan, en wordt nu druk beklant door ijsgenieters.

De tijden zijn veranderd. Deze keer zwoeg ik met knellende Vikings (maar daarvoor is er compeed uitgevonden) voort over de Vlieten van Maarten 't Hart. Wiens ervaringen met vrouwelijke aandacht mij uit het Hart gegrepen zijn. De jacht nu betreft alleen nog blinkend eremetaal.

Er is door de organisatoren een echte prestatietocht uitgezet. Naast het schaatsen zelf zijn er behendigheidsoefeningen bij de controleposten. Je klautert bijvoorbeeld op kademuren (Maasland), roetsjt dijken af en probeert er weer op te klauteren (Schipluiden), kluunt einden over industrieterreinen naar boven (Honselersdijk), en verschaft je via een raam toegang (De Lier). Dat een en ander de scherpte van de ijzers niet ten goede komt, moge duidelijk zijn. Lijkt daarom het ijs hier zo zwaar ?

Na Schipluiden wisselt het landschap van karakter. De uitgestrekte polders met brede vaarten gaan over in smalle kanalen. Je bent tussen de kassen. Aan de horizon de flats van Vlaardingen, Delft en het veilingkantoor van Honselersdijk. Op deze plaats dus zwoegen naar de stempelkantine van de wielerclub. Een behoorlijk eind van het ijs.

Verderop grote konsternatie. Een flink wak dwingt de schaatsers op weg naar De Lier van het ijs af. Drommen spartelende watervogels op een kluit. Langs de kant lijkt nog een 30 cm brede strook begaanbaar, aan de vele sporen te zien. Het plaatselijke rayonhoofd achtte het op dit punt toch verstandiger, de boel met linten af te zetten. Er dreigt hier blijkbaar gevaar. Maar met het lange Honselerse klunen nog vers in de benen, kies ik voor wat de gemakkelijkste weg lijkt. Onder het lint door. Ik zal voorzichtig zijn. Belangstellend kijken de eenden naar de roekeloze schaatser die hun domein binnendringt. Na drie meter al slaat het noodlot toe. Een door ijsschraapsel gecamoufleerd miniwakje, ter grootte van een schaatsijzer, verslindt binnen een fractie van een seconde mijn rechterbeen. Ik ga languit op het natte ijs. Vergis ik mij of klinkt er spot door in het gekwaak op de achtergrond?

Einde Westlandtocht, lijkt het. Maar een korte inventarisatie leert al gauw, dat drie van de vier ledematen, en de helft van mijn jack nog droog zijn. Bovendien staat de Chrysler helemaal bij Natsec (what's in a name?) in Vlaardingen. Dan maar door naar De Lier dus! Natte Vikings rijden niet slechter dan droge, en het schaatsritme herstelt zich snel. Weergekeerd in Schipluiden, blijken er nominaal pas zo'n 25 km op te zitten. Veel te weinig. Alles is inmiddels alweer zó opgedroogd, dat ik besluit, het fatale rondje nog eens te rijden. Nu in de omgekeerde richting. Na de tweede keer De Lier, kluun ik, terug op de plaats des onheils, met een boog om het afgezette wak heen. Een andere waaghals krijgt van twee schaatsdames de wind van voren, maar houdt de voeten droog. De watervogels moeten het verder zonder spektakel doen.

Na twee sterren en één T zit ik er echt helemaal doorheen. Beneden aan de dijk, bij mijn derde bezoek aan het Schipluidens café, nuttig ik met loodzware benen een Mars (boordevol druivesuiker) en overdenk de mogelijkheden. Het is bijna half vijf. De meeste binnenkomende rijders innen nu hun welverdiende medaille bij een lange tafel in de biljartzaal. Zestig kilometer is voor vanmiddag echt teveel gevraagd.

Dan maar terug naar Vlaardingen, op mijn laatste krachten. De druivesuiker helpt niet echt. "Langzaam blijven doorschaatsen", volgens Anton, "niet blijven uitrusten". Rond vijf uur zie ik bij de Holywijk nog aardig wat mensen op het ijs, maar de KNSB-vrijwilligers zijn met hun stempels en medailles allang vertrokken. De Natsec-beheerder heeft zijn tent gesloten en is niet meer bereid om nog schaatsers te woord te staan. Deze zuurverdiende 45 km-plak kan derhalve pas de volgende morgen, terwijl ook nog eens de ijzel heeft toegeslagen, in ontvangst worden genomen.


























Molentocht Alblasserwaard

De Molenhoek Kinderdijk

75 km 6 uur

3 februari 1996 matig ijs, bobbels en scheuren

alleen sneeuw, niet zo koud

De Zuidhollandse Tocht der Tochten! Elk ijsseizoen begint met berichten, dat één of meer kernploegers al een Alblasserwaardje gepikt hebben als in de vijver hier voor de deur de eenden nog rondzwemmen. Zonder uitzondering hoort daar dan na afloop een heldhaftig verhaal bij. Als je jezelf als een béétje schaatser ziet, moet je die tocht dus een keer verreden hebben.

Het probleem is, dat teletekst pagina 448, gids en toeverlaat in deze tijden, vrijwel nooit rept van toermogelijkheden om en nabij de Graafstroom. De verhalen betreffen derhalve waarschijnlijk illegale, althans niet door de KNSB gedekte, uitstapjes.

Dan is daar die gedenkwaardige zaterdag, dat de Molentocht Alblasserwaard opeens in de annalen verschijnt. Ik ben niet meer te houden. Met of zonder Anton, maar deze is voor de poes!

Het wordt zónder Anton, dat ik de drukte van Alblasserdam passeer. Borden verwijzen naar een molentocht. Bij een nog veel drukker Kinderdijk bemachtig ik een plekje voor de Chrysler op een plaats waar dat waarschijnlijk niet is toegestaan. Maar voor toerrijders knijpt de politie een oogje toe, blijkt 's-avonds.

Een schilderachtige plek met al die molens. Ik was hier al eerder, samen met la famille Lussiez de tourist uithangen. Nu completeren wij toertochtrijders tussen de molens pas echt het beeld van Holland-in-de-winter !

Volgens ervaren Waardgangers rijd je het parcours tegen de klok in. Dat wil zeggen, het eerste tegenwinderige stuk volg je de beschutte Graafstroom, om tenslotte via de eindeloze Achterwaterschap op vleugels met de wind mee terug te zweven.

Er begint sneeuw te vallen, wat volgens kenners risico's inhoudt. Ongerechtigheden in het ijs zie je niet meer. Anton breekt in zulke gevallen zijn schaatsplezier acuut af. Ik laat me niet weerhouden. Eenmaal op de Graafstroom (die hier trouwens nog Alblas genoemd wordt) wacht de beloning in de vorm van een fantastisch winterlandschap, zeker nu de sneeuw doorzet. Overal schaatsende en sleëende mensen. Een bochtige waterloop omzoomd door bomen, boerderijen en landhuizen. Er hangt een gezellige elfstedensfeer. Bakker Vogel geeft krentenbollen weg bij de stempelpost. Het ijs is in het algemeen prachtig, al wordt het gemis van een geveegd spoor steeds voelbaarder. Zonder al te veel moeite passeer ik de dorpen Bleskens- en Molenaarsgraaf met als voorlopig eindpunt de buurtschap Vuilendam. Riepen hier de Amazing Stroopwafels niet ooit de onafhankelijkheid uit ? "Vuilendam vrij!" Het wordt hier klunen, en niet zo'n beetje ook. Het hele gehucht lijkt zo'n beetje over de Graafstroom heengebouwd. Boeren proberen hun mestheffing te compenseren door met de platte kar heen en weer te pendelen voor een kwartje per schaatser. De gierige rijders, waaronder ikzelf, worstelen zich in file door de modder. Die zit je tenslotte tot achter de oren. Waarom zou het hier eigenlijk Vuilendam heten? "Helemaal uitrijden is ook helemaal uitklunen", aldus een metgezellin, die verderop de korte (50 km) route neemt. Zelf wil ik tot op de bodem gaan. De complete route van 75 km (nominaal; blijkt later uitgemeten plm. 82 km) voert nu door open polderland naar het riviertje de Giessen aan de horizon. Tussen tientallen anderen toch eenzaam in de polder. Uit de luwte weg, gaan nu de kilometers en de wind tellen. Behoorlijk vermoeid besluit ik in Giessenburg tot een korte pauze. Het is inmiddels opgehouden met sneeuwen.

Het verhaal van Jan over de windrichting in de Alblasserwaard blijkt in elk geval vandaag niet te kloppen. Hij staat behoorlijk tegen mij in te blazen op het schilderachtige stuk naar Giessendam. Dat is eigenlijk overbodig in de route. Maar wil je al je stempels vergaren, dan moet nu eenmaal de controlepost helemaal aan het eind worden bezocht. Onderweg een in een grijs verleden door mij ontworpen villa, en verderop een blijkbaar slecht stuk ijs en een kluunplek. Op de terugweg kom ik daar weer langs. Zonder aanwijsbare reden blokkeren dranghekken het ijs. Daarbij een waarschuwing: "je bent een gijt als je hier doorreidt". Een opmerking die staat. Twee mensen vóór mij hebben er kennelijk geen moeite mee voor gijt aangezien te worden. Dat sterkt de aandrang om eveneens maar door te reiden. Zo bespaar je een boel kluunenergie, welke later nog broodnodig zal zijn. "Levensgevaarlijk", merkt Jan later op, bij het aanhoren van dit relaas.

Noordeloos is ook al zo'n dorp aan een lange uitloper van de route. De ijskwaliteit neemt zienderogen af. Twee keer passeer ik een stuk bevroren maanlandschap, op één ervan ga ik tussen de kraters onderuit. Als je tenslotte onder het stenen bruggetje doorgekropen bent bij de laatste stempelpost, zit er volgens het bruine routekaartje pas een halve tocht op. En het loopt al tegen drieën. Dat wordt nog afzien nu het moeilijkste, open stuk met de tegenwind eraan komt. Bovendien is het nog maar de vraag, of de eindcontrole in Kinderdijk vóór de sluitingstijd van half zes haalbaar is.

Ploeteren langs Goudriaan naar Groot-Ammers. Poldervaarten en tegenwind. Scheuren en lelijk dichtgevroren wakken; ook de sneeuw valt weer. Mijn Dextro energietabletten werken minder goed dan in de reklame en raken op. Maar dan, even voorbij Groot-Ammers, een gedenkwaardig moment: het oude afstandsrecord van 60 km uit Ter Aar wordt hier aan flarden gereden! Terwijl er nog zo'n vijftien aankomen.

De race tegen de klok lijkt mee te vallen. Het is nog geen vier uur als de gevreesde slotetappe, het eindeloze Achterwaterschap, zich voor me ontvouwt. Verder gaat het weer, in een voortdurende cadans. Mijn Vikings lijken wel voorzien van zaagtanden. Er is voldoende tijd voor een korte pitstop bij een koek-en-zopie halverwege de afstand. Ik vertel een ongelovige medeschaatsster, dat er kernploegrijders zijn, die bij wijze van spreken vóór de lunch nog even een Alblasserwaardje pakken!

De vermoeidheid lijkt tenslotte enigszins geweken als in de verte de molens van Kinderdijk weer opdoemen. De ontberingen zijn niet vergeefs geweest. Tegen vijven kan ik mij de trotse bezitter noemen van de enige echte Alblassermedaille!!










Westveense poldertocht Woerden 30-12-96

Jachthaven Woerden

35 km

3 uur

koud, veel wind kracht 5, sneeuw

zeer slecht ijs, bevroren ijzel en sneeuw

met Kerstin

"Vóór ik vertrek eerst even een sigaretje."

Kerstin zet zich naast de portacabin van de IJsclub op de beschoeiïng en stoomt acht centimeter nicotine de jachthaven van Woerden in. De wolken lossen slechts langzaam op in de vrieslucht.

"Nu moeten we maar beginnen, we zijn al niet zo vroeg meer." dring ik aan, "wil je nog een béétje tocht rijden voor donker, dan moeten we niet te lang blijven wachten."

"Ik zet even een andere muts op, het is zo koud," worstelt mijn ijsgenote alweer in haar rugzak.

De wind staat op storm en de zon is verdwenen achter de dichte sneeuwwolken. Kerstin gaat opnieuw zitten maar trekt deze keer eindelijk haar schaatsen aan. Mijn oude, werkloze Viking Mids.

"Wat knellen ze, en ik sta zo láág!"

"Even doorzetten, als je eenmaal gewend bent zitten ze als pantoffels."

"Maar ik heb nog nooit op zulke schaatsen gestaan, mijn enkels zwikken."

"Dat ligt niet aan je schaatsen maar aan je techniek," zeg ik braaf het mij tijdens de wekelijkse schaatslessen op de Uithof geleerde na.

Kerstin staat op en doet haar eerste onzekere Viking-schreden op het niet zo beste ijs. Vastgevroren sneeuw en ijzel. Binnen tien meter struikelt ze al over een ijsrichel. Haar Duitse bibs maakt hard kennis met de Nederlandse ijsvloer.

"Kom op," zeg ik, "gelijk doorgaan, straks durf je niet meer verder."

Ze krabbelt op, geenszins uit het veld geslagen. "Had ik toch mijn eigen schaatsen maar meegenomen. Die zijn veel hoger. " Ze doelt op haar kunstschaatsen, nog in de DDR-tijd met veel moeite op de kop getikt. Haar optie is helaas op dit moment niet reëel. Het zal op de Vikings moeten gebeuren. Met Oostduitse discipline zet ze door. Het Plan moet en zal gehaald worden.

"Hier in het geveegde spoor rijdt het beter," probeer ik haar vergeefs voor vallen te behoeden.

"Krrrass-béng!" De door de smalle ijzers getarte zwaartekracht is sterker dan Kerstin. Vijftig meter verder herhaalt het tafereel zich en gaat ze opnieuw het bevroren riet in. Er is inmiddels een goede honderd meter afgelegd. Met dit tempo duurt het dan minstens drie uur tot het Verlaat. En dan moet je ook nog eens terug!

Kerstin is Duits schaatsfanaat en speciaal komen logeren "om een tocht te rijden". Haar optreden in het voormalige Oost-Duitsland beperkt zich tot kunstrijrondjes. Op een meertje vlakbij Lobetal, de instelling voor gehandicapten, waar ze werkt. Die ligt ten noordoosten van Berlijn, de voormalige Hauptstadt der DDR. Vorig jaar kreeg ze bij toeval de smaak te pakken van Neêrlands mooiste wintersport. Bijna tien kilometer reed ze toen. Over de Rotte, tussen alle Hollandse ijspret door. Afstanden afleggen op haar DDR-kunstschaatsen durfde ze klaarblijkelijk wel aan. Dit jaar moest er dan maar eens een tocht gereden worden. Officiëel. Voor een medaille. Dat laatste is tenslotte geen onbekend fenomeen in haar ehemalige Bauern- und Arbeiterrepublik. Landgenote Gunda Niemann doet -op Nederlandse noren- niet anders dan voor eremetaal rijden. Met vooruitziende blik heb ik mijn oude Vikings destijds niet bij Haitsma ingeleverd. Ze blijken Kerstin namelijk precies te passen!

Twintig kilometer Westveense poldertocht lijkt me heel geschikt om mee te beginnen, denk ik optimistisch. Afgelopen zaterdag was het ijs op de Vlaardingse Vaart tenslotte ook uitstekend. Driehonderd meter martelgang later, over de Grecht richting Woerdens Verlaat, weet ik beter. Een weekeind ijzel en sneeuw blijkt funest geweest te zijn voor de ijsvloer.

Na twee bochten, tegen een behoorlijk zware wind in, laten we de Woerdense bebouwing achter ons. Het rijden gaat de Duitse steeds beter af. Haar tempo is nog wel van dien aard, dat ik me afvraag, of we voor donker het Verlaat halen, zo'n 9700 meter verder. Een onderscheiding zal aan het eind van de rit lastig gaan worden. Tot overmaat van ramp worden haar hielen steeds roder van het bloed en de blaren maar kan ze er, vanwege haar maillot, met de reddende compeed niet bij.

"Ik zou maar niet te ver doorgaan", verwoord ik de misère. Kerstin's wilskracht ligt echter flink hoger dan haar pijngrens.

"Ik probeer nog een klein stukje", weet ze ze als gehard ex-socialiste van geen wijken.

Ze is inmiddels tot de ontdekking gekomen dat in het kapitalistische Westen eigen regels gelden. Zeker met schaatsen. Een medaille is tegenwoordig een produkt, en daarvoor zal geprestéérd moeten worden. Mijn uitdagend lege stempelkaart moet vol.

"Ga jij maar vooruit, dan rijd ik zo alvast terug richting auto." Langzamerhand ziet Kerstin het hopeloze van haar missie in. We nemen afscheid. Vol gewetenswroeging over de verbroken Völkerfreundschaft begin ik de bordjes "Westveense Poldertocht, 35 km" te volgen. Het gesprek met het ijs vlot niet zo best, de kwaliteit wordt steeds matiger. Slingerend over bevroren sneeuwsloten passeer ik de eerste stempelpost. Die is binnen gevestigd, in de naar Unox ruikende keet van de IJsclub. Door mijn beslagen bril zie ik de letter K, kwaliteit aardappelstempel, verschijnen op mijn nog maagdelijk witte toerkaart..

Aan de zwoegende Kerstin denkend knaagt ondertussen het geweten. Zou ze al terug bij de auto zijn? Gelukkig vraagt de immer slechter wordende ijsvloer al mijn aandacht. Ik vecht om overeind te blijven. Het toch al niet geweldige tempo wordt er niet beter op. In elk geval doet het de wroeging even vergeten. Het is eindeloos afzien over de poldersloten en tegen de wind in naar de volgende stempelpost. Bovenaan de dijk, op de Mijdrecht. Drie kontroleurs zitten in een klein formaat Adria-caravan, die de laatste dagen van zijn ooit zonnig begonnen vakantieloopbaan slijt als stempel- en horecalokaal op Hollands breekijs. Zolang het nu maar niet gaat dooien...

Een Amersfoorts paar doet zich bij het kampeermiddel te goed aan koek en vooral zopie. We rijden even later een stukje gelijk op. Hooguit een week eerder voer een binnenschip hier het ijs aan flinters. Vervoer over water blijkt niet altijd de juiste weg te zijn. Wij banen ons klúnschaatsend over het door de schipper achtergelaten slagveld. Zo ongeveer moet vorig jaar de roemruchte brokkentocht Enkhuizen-Stavoren geweest zijn."De tochtorganisatie dacht zeker", brengen mijn tochtgenoten de reklame uit de gelijknamige plaats in herinnering, "wij zijn De Amersfoortse niet!".

Na het ruigste stuk, bij stempelpost "Ons Genoegen" (what's in a name?), in Woerdens Verlaat last mijn gezelschap een pitstop in en moet ik alleen verder.

Het eind komt in zicht als de Grecht, met aan het eind het startpunt, zich weer aandient. De gewetenswroeging keert ook terug. Ik spied de rietkanten af naar sporen van de onfortuinlijke Kerstin, of wat daar na enkele martelende uren vrieskou nog van over kan zijn. Behalve veel onbekende toerrijders en een enkele reiger met koude voeten is er echter niets te zien. In de verte komt de bebouwing van Woerden met de jachthaven alweer in zicht. Nog steeds geen uitgeputte, diepgevroren vrouw langs het ijs. Ook nergens ambulancesporen. Dat maakt ruimte voor de hoop, dat ze op tijd de koesterende warmte van de auto en haar sigaretten teruggevonden heeft.

Ik neem, weer teruggekeerd bij de KNSB-portacabin aan de haven, beschaamd een medaille in ontvangst waar bloed aan kleeft. Hevig schuldgevoel, terwijl ik terugloop naar de Chrysler. Daar zit tot mijn vewondering inderdaad een nog aardig aktieve, tevreden rokende Oostduitse op me te wachten. Zonder bevriezingsverschijnselen. Ze blijkt pas hooguit een half uurtje terug te zijn en ziet er na drie slopende uren niet eens zo vermoeid uit.

De verbazing wordt nog veel groter. Kerstin trekt een trotse, héél erg verdiende medaille "Westveense Poldertocht, 20 km" tevoorschijn. Het wordt me zwart voor de ogen. Alles had ik verwacht; dit niet!

Blijkt ze de hele tocht op haar beblaarde voeten in door het bloed roodgekleurde Vikings ruim binnen de tijd àfgemaakt te hebben. Dát kun je gerust afzien noemen!

Een eersteklas sportprestatie.

Rotterdam-Gouda

Irenebrug Rotterdam

54 km

zeer slecht oneffen sneeuwijs

mistig, harde wind kracht 4

3.30 uur

met Cees

Moeizaam ploeg ik over ijs, dat als testparcours voor de Nedcar fabriek niet zou misstaan. Volvo's en Mitsubishi's beschikken over aanzienlijk betere schokdempers dan de produkten van Interraps, die ik aan mijn voeten heb. De blaren, opgelopen op m'n eerste proeftochtje deze winter, doen zich voelen. Had ik nu maar beter naar Rien de Roon geluisterd............

De Roon is een oud-marathonrijder die in de schaatsbusiness is gegaan. Tijdens een bezoek aan diens winkel in Rozenburg, twee weken eerder, mat die mijn broer Jos een paar nieuwe, goedpassende schaatsen van eigen makelij aan. "Plak altijd vóór je een tocht gaat rijden, je hielen af met twee stukjes sporttape", was zijn advies, terwijl Jos zijn gloednieuwe Ridero's afrekende. Nu is het kwaad echter geschied en helpt het plakken van Compeed noch tape. Telkens als ik mijn Rapsen slijp op het bij Rien gekochte aluminium design-bankje, zal ik aan mijn omissie herinnerd worden.

Cees van Zwieten ondertussen schaatst voor mij uit, op zijn oude schaatsen, niet gehinderd door wind of ijsvloer. Mooie brede slagen, alsof hij op de Uithof rijdt, maar vooral: hárd.

Op het slootje voor ons huis was ik vorig seizoen één van de betere schaatsers. Eénoog in het land der blinden. Mijn techniek observerend merkte een achterbuurman een keer op: "Vroeger schaatsten wij in een strenge winter regelmatig naar Gouda. Daar haalde je dan een pijp als bewijs dat je er geweest was. Ging prima over de Rotte en langs Nieuwerkerk, al brak zo'n pijp op de terugweg wel eens."

Ik nam mij voor dit waagstuk ooit eens na te volgen. Thuis raadpleegde ik mijn stafkaarten om de door buurman genoemde route eens goed te leren kennen.

Op de Rotte is het ijs redelijk glad en geveegd. Hier wordt tenslotte een officiële KNSB-tocht verreden. Cees was van plan vandaag wat Rotterondjes te gaan doen maar verandert bij het aanhoren van mijn ideëen van gedachten. Een medaille heeft hij vandaag niet op het oog; het maakt hem niet zoveel uit waar hij rijdt. Dus klunen wij even later bij de molen tussen de twee Rottemeren over de dijk. Onderaan ligt de Hennipsloot naar Zevenhuizen en die begint en eindigt met honden. Gróte honden, aan hun vervaarlijk geblaf te horen, die bovendien niets van schaatsers moeten hebben. Bij de eerste blijft het gelukkig bij gegrom. De duitse herder aan het andere eind zie ik echter langs de kant meerennen in een aanzienlijk hoger tempo dan het mijne. Luid blaffend. Heeft vroeger zeker nog bij de SS gezeten..Hij blijkt niet op het ijs te durven maar kijkt in plaats daarvan de vermetele indringers met felle ogen na.

Verderop in het dorp stoten we op nog meer ontberingen. De restanten van een aan flinters gezaagde boom op het ijs. Niks geen beschaatsbaar ijs. Het is wel duidelijk dat dit een "wilde" tocht is, waar de KNSB geen garanties op geeft. Maar ligt hierin nu ook juist niet de charme van zo'n onderneming?

Nog steeds schadevrij verlaten we Zevenhuizen en gaan op weg naar Nieuwerkerk. Onderweg passeer je daarbij twee aquaducten alwaar normaal gesproken gekluund moet worden omdat er geen ijs ligt. Dat meen ik tenminste in de korte beschrijving van dit traject op de internetpagina's van Berthon Rikken gelezen te hebben. (Geen tocht zo onbekend of er zijn mensen die hem al gedaan hebben....) Gekluund wordt er even later inderdaad. Het aquaductijs blijkt namelijk zo dik, dat het stukgehakt is om de betonkonstruktie tegen kapotvriezen te beschermen. Decimeters dikke schotsen liggen vastgevroren in het ijs. De moeder van alle kluunplaatsen! Even verderop vragen twee tegenliggers ons of ze langs de aquaducten, eigenlijk glaciaducten, kunnen en melden terloops, dat het ijs richting Gouda "héél slecht" is.

Nieuwerkerk presenteert zich vriendelijker aan ons dan Zevenhuizen. Er zijn weliswaar meer nèt te lage bruggetjes, maar de vrouwen vergoeden veel. Eén ervan, die het winkelen onderbreekt als wij net haar brug nemen, slaat ons bewonderend gade: "Tjonge wat knap van jullie. Zo ver op het ijs. Daar zal ík voorlopig maar niet aan beginnen."

Met hernieuwd zelfvertrouwen kijk ik haar na. Ik voel mij Erik Hulzebosch en begin vol energie aan het slopende stuk naar Moordrecht. Dat voert over open buitenijs. De oostenwind doet wat er van hem verwacht wordt en blaast ons fel tegen. Cees rijdt gewoon door, alsof hij meewind heeft, en moet telkens inhouden totdat ik over de hobbels en door de scheuren weer bij gekluunschaatst ben. Tijd om uit te hijgen heb ik niet. Is dit nu wat de Friezen kwalsterijs noemen?

"Pas op! Gevaarlijk!", waarschuwt een bordje, als we een gemaal naderen. Hier wordt overtollig water op de IJssel overgeslagen, wat zijn sporen nalaat in het slechte, gelige ijs. Cees en een passerende schaatser nemen het opschrift serieus en zetten zich neer op de beschoeiïng, overleggend wat te doen. Zelf vertrouw ik op mijn lagere gewicht en de aanwezige, redelijk verse schaatssporen. Als ik heel langzaam doorrij en er niets gebeurt, overwinnen de andere twee zichzelf en volgen mij voorzichtig.

In Moordrecht (Kun je een moord récht noemen?) is er wat ontspanning. Tussen twee te lage ophaalbruggen -eigenlijk néérlaatbruggen- ligt een glad geveegd stuk dat de benen even hun broodnodige rust gunt. Wat is het eigenlijk rustig! Het is toch wel aantrekkelijk om in plaats van al die met medailles betaalde en vaak drukke tochten nu eens in alle rust door de Hollandse polders en winterse dorpjes te kruisen. Jammer alleen, telkens weer op de knieën te moeten voor die bruggen! Na de laatste, net iets hogere oeververbinding van deze gemeente doemen in de verte de torens van Gouda op. De eindetappe is dan snel afgelegd. Als we langs de Goudse Julianasluizen glijden, blijk ik redelijk gewend geraakt aan het ruwe poolijs. Mijn onderstel protesteert tenminste niet meer.

Terwijl hij zijn laatste meegenomen boterhammen aanspreekt, kijkt Cees op zijn horloge.. De pianoleraar in hem wordt wakker. "Ik moet als de bliksem terug want zometeen zit er thuis een leerling op me te wachten", schrikt hij.

We blijken al ruim anderhalf uur onderweg te zijn. Wetend dat ik zijn turbotempo toch niet bijhoud, nemen we hier afscheid. Cees verdwijnt in een snel kleiner wordende stofwolk alweer terug naar Moordrecht. Ik besluit zelf door te rijden om te zien waar de route verder heengaat. Het ijs glijdt nu trouwens een stuk beter. Westelijk van Gouda buigt de vaart noordwaarts, zodat ik de oostenwind niet meer tegen heb. Tenslotte, 27 kilometer voorbij de Irenebrug in Rotterdam-Terbregge waar de Chrysler op me staat te wachten, loopt het ijs dood op de spoorlijn Den Haag-Gouda. De ingenieurs van Strukton en Articon hebben het voormalige spoorwegknelpunt met hun aktiviteiten veranderd in een barrière voor schaatsers. Er zijn betere rail-ideeën denkbaar. De treinen rijden over een bruggetje, hooguit vijftig centimeter boven schaatsnivo. Daarachter lijkt het ijs te vervolgen in de richting van Waddinxveen en misschien nog veel verder. Ik heb weinig trek in een levensgevaarlijke kluuntocht over het spoor en beschouw dit punt maar als eindstation. Nader wetenschappelijk onderzoek zal tot een volgende gelegenheid moeten wachten. Er zit weinig anders op.

Ik draai me om voor een moeizame terugtocht. Nog 27 kilometer, anderhalf uur lang, afzien. Zonder een Goudse pijp, maar met veel meer ontzag voor mijn achterbuurman.....


Zuidwesthoek tocht

Café "De Koepoort" Sloten

95 km (80 km + 15 km)

Uitstekend glad en geveegd ijs, kapotgereden

heiig wind kracht 2

6.15 uur

alleen

Het startcafé, waarheen de Friese ijs-official mij verwijst, gaat bijna geheel schuil achter een groot bord waarop een turbo-schaatser staat met straalaandrijving. Vol vertrouwen in de plaatselijke culinaire produkten, is het voorzien van de tekst: "Nei ien board snert út Sleat knalle jo sa nei de Bonkefeart". Achter in het overvolle etablissement de tafel van de Friesche IJsbond, alwaar de startkaarten voor de Zuidwesthoektocht verstrekt worden. Voor het eerst levert mijn

f 12,50 geen worstreklame met ruimte voor stempels, maar een op schaal getekend routekaartje op. Met het document, inwisselbaar voor Fries zilver(-kleurig blik) aan het eind van de nog te verrichten prestatie, begeef ik me terug naar de nog warme auto en rijg me in mijn schaatsen.

Het is er dan toch nog van gekomen. Rijden in Friesland. Het land waar de schaatssport zo'n beetje uitgevonden is! De Zuidwesthoektocht die op het programma staat is niet zomaar een tocht. Nee, hier rijd je over het mooiste deel van het parcours, van een ander éénmalig evenement, dat hier een week eerder, omgeven door nogal wat publiciteit, heeft plaatsgevonden.

Het kaartje wijst de weg naar noord, de ijspijlen buiten naar zuid. De meeste schaatsers prefereren die laatste richting. Al snel blijkt waarom. Na de eerste kluunbrug ontvouwt zich een magnifiek Fries ensemble met dorp, gracht en molen. Tussen de fotograferende tochtgenoten door waan ik me op de Oude Delft en de daarbij horende plaats. Sloten, "Sleat", telt beduidend minder Eenden dan mijn voormalige studiestad maar véél meer schaatsers. De route draait hier alsnog noordwaarts. Over smetteloos gepoetst ijs richt ik de ijzers nu richting Slotermeer. Het eerste stempel haal ik in Balk, ook al zo'n sfeervol plaatsje. Een verdiept liggende gracht met op schaatsershoogte gebouwde bruggen, die even buiten Balk overgaat in de Luts. Een nogal smal water, omzoomd door de bossen van het Gaasterland. Zo mooi als de Veluwe in Friesland. Het ijs ziet eruit alsof minstens 32.000 ijzers mij hier vóór waren. De Friese middenstand laat zich niet onbetuigd. Elk bruggetje is nog behangen met wat de STER en IP "informatie" noemen, maar na het mediacircus van afgelopen zaterdag zijn funktie verloren heeft.

Ik baal een beetje. De Oldambtrit gaat niet door omdat opperijskonijn Kroes besloten heeft, die dag zijn Elfstedentocht op de agenda te zetten. Niet alleen betekent dit voor mij het vinden van een vervangende rit. Ook moet ik met spijt aanzien hoe schaatsmaten Jan, Ed en Anton zonder mij in Leeuwarden hun startbewijzen voor de moeder van alle schaatstochten verzilveren. Toch kan ik die avond terugzien op bevredigende prestaties van mijzelf in de Krimpener Negendorpentocht, en van Klasina S., Henk A. en niet te vergeten Jan de S., in De Tocht.

Enkele dagen later slaat de spijt opnieuw toe. Cees belt dinsdagavond tegen elven "dat de Elfmerentocht voor morgen op teletekst staat". De op-één-na-beroemdste schaatstocht, waarvoor ik, in tegenstelling tot die andere, voor de somma van f 10,-- wél een startbewijs in mijn trotse bezit heb, en die ik vast van plan ben te gaan rijden zodra de gelegenheid zich voordoet! Morgen word ik echter tevens met tekenwerk bij Fina Nederland BV verwacht. Wat nu. Ik durf het niet goed aan, mijn opdrachtgever morgenochtend vanuit Sneek telefonisch voor een voldongen feit te stellen. De Rapsen zijn weliswaar afbetaald, maar plichtsbesef wint het van hartstocht. Moorddadige gedachten richting de organisatoren van de Sneker IJswegencentrale....En dan hoor ik de volgende dag ook nog op kantoor: "Als er een Elfmerentocht gehouden wordt, mag je me 's-nachts altijd uit bed bellen." Zoveel leed kan ik niet aan. Ik laat een gezellig samenzijn van de kernploeg schieten om de op teletekst verschenen Zuidwesthoektocht te gaan rijden. Een week met zoveel teleurstellingen moet worden afgesloten met Fries ijs onder de Rapsen. Ik stel Jan, Cees, broer Jos en achterbuurvrouw Arianne voor de keuze. De laatste woonde daags tevoren de verrichtingen van Gunda en Ids in Thialf bij en miste de energie voor een tweede bezoek aan het noorden binnen 24 uur. De rest verkoos het Noorden bij Nieuwkoop.

Ik geniet in m'n eentje van de ingevroren skútsjes en driemasters rond de Stavorer stempelpost, en van de daar geschonken chocola. Waar die drank gemorst is op het overvolle bankje is nog plaats voor het nuttigen van enkele bijna bevroren boterhammen. Denk tenslotte aan het verzuren van de benen. Het vlees (en de spieren) zijn overigens toch al zwak, terwijl de geest best gewillig is. Vóór Workum slaat bijvoorbeeld links de kramp in de knie toe en dat komt mijn toch al niet zo hoge tempo niet ten goede. Het nivo van de schaatsers op deze 80 km tocht is trouwens behoorlijk. Passeer ik op kortere tochten nog wel eens een hockey- of kunstschaatser (M/V), hier is sprake van het tegendeel. Ik word links en rechts ingehaald door solitaire, of in "treintjes" bewegende, geoefende rijders. Dat zoiets niet bevorderlijk is voor het zelfvertrouwen moge duidelijk zijn. Ik voel me steeds meer een glijdende wegversmalling. Aanpikken bij een ijstreintje, of zoals Anton zegt: "even op de bus stappen", is er niet bij. Pas na Workum, "Warkum", slaag ik er enige tijd in, op die manier twee echtparen bij te houden. Eén der vrouwen had bij de controle al bewonderend naar het zwarte lakleer aan mijn voeten gekeken: "Kijk, die heeft voor Friesland zijn zondagse schaatsen meegenomen!"

Eerst volgen twee kruiphoge bruggen, die vorige week met het elfstedenfeest waarschijnlijk open stonden. Dan rijdt het heerlijk in de windschaduw van de vrouw, die toen de bruggetjes van de Krimpenerwaard trotseerde, en haar aanzienlijk slechter schaatsende partner. Dankzij hem kan ik af en toe even ontspannen in de bus. Het feest duurt maar tot Gaastmeer. Daar strijkt het gezelschap neer bij de koek-en-zopie. Over het nu volgende zware tegenwindse Heegmeer moet het gevecht met het ijs weer solo gestreden worden, voor ik in Heeg (Heech) op de fraaie gracht eveneens de tank vul. Ook hier weer commentaar op mijn glij-ijzers: "Met zulke schaatsen hoor je eigenlijk veel op de baan te rijden." Onwetend van mijn dinsdagse lessen op de Haagse Uithof lijken deze stoere Friezen wel helderzienden.

Het is pas half drie op de splitsing terug naar Woudsend. Tijd om een ernstige omissie van de organisatoren recht te zetten zonder aan het eind m'n medaillekansen te vergooien. Het mooie IJlst blijkt niet in de route opgenomen. Volgens het kaartje is Drylst niet al te ver weg, in de verte lokt zelfs al een torentje. Als het vervolgens noord- in plaats van zuidwaarts gaat, blijkt de afstand nog een stuk groter dan het kerkje suggereerde. Eenmaal in IJlst voor de controlepost van een concurrerende tocht beland, laat ik de verwonderde ambtenaar tussen de Zuidwesthoekstempels een bewijs van mijn aanwezigheid in zijn gemeente aanbrengen. Er ontspint zich zelfs een gesprekje over het Hollandse en Friese toerrijden en vriendelijk wijst de man mij de weg langs de fabriek van Nooitgedagt terug naar de officiële route.

Het stuk naar Woudsend tegen de wind in wordt afzien. Mijn uitstapje heeft te veel krachten gevergd. Er zit niets anders op dan, in Wâldsein aangekomen, mijn onwillige benen bij de plaatselijke koek-en-zopie te laten reanimeren. Met behulp van liters chocola en de bevallige aandacht van twee, naast me op de bankjes zittende, Heeger schonen. Die laatsten weten te melden dat de Zuidwesthoektocht "véél leuker" is dan de eerder gemiste Elfmerenvariant: "Je ziet vaker de gezelligheid in de dorpen en hoeft minder te klúnen." Helemaal waar. Op de complete ijsroute kom ik geen meter tweedehands tapijt tegen en kunnen de beschermers op de rug blijven.

Als het leven weer in de benen lijkt teruggekeerd, wordt het tijd voor de laatste kilometers terug naar Sloten. Een stuk dat volgens de juist gepasseerde stempelcontroleurs "nog zeven kilometer" is. Bij de oversteek over het Slotermeer aangekomen, blijken de meeste medetoerders de op het kaartje aangegeven route nogal letterlijk te nemen. Recht naar de overkant, over alle hobbels en scheuren. Terwijl de officiële geveegde route een boog langs de kust volgt. Eerlijk als altijd wil ik mijn medaille tot de laatste meter verdienen, dus wend ik me af van de gemakzuchtige massa en houd me aan de regels. Er wordt tenslotte, juist op dit stuk van het trajekt, geschiedenis geschreven. Het nog maar een week geleden, tijdens de Negendorpentocht gevestigde, record van zo'n 85 km, wordt alweer overtroffen. Dankzij het illegale extra stuk naar IJlst. Terug bij het startcafé met de turboschaatser op de gevel blijkt er ruim 95 km op de teller te staan. Wie echter mocht denken, dat zulk een prestatie wel vorstelijk gehonoreerd zal worden, heeft het mis. Mijn van trots glimmende voorganger krijgt aan de tafel het laatste eremetaal in zijn handen gedrukt. Zelf moet ik, net als een week geleden, wachten tot een collega van Piet Kleine of Klasina Seinstra mij een zuurverdiend exemplaar komt thuisbezorgen.



Johan Grootveld( jogro@pi.net)